Groeien en bloeien tussen de brandnetels
Je ziet ze steeds groener worden, vooral in stedelijk gebied: de buitenruimtes van BSO en kinderdagopvang. Waar kinderen een jaar of twintig geleden al in de handjes knepen met een wipkip, een schommel en een glijbaan op een verder uitgestrekte stenen vlakte, zie je nu veel vaker goed doordachte, groene ontwerpen. Veel beplanting, gras, zand, hout, een buitenkeuken waar gekliederd wordt. Het ziet er niet alleen leuker uit, kinderen hebben er ook echt baat bij. Ze kunnen er spelen en ontdekken, het prikkelt de creativiteit en geeft rust.
Maar: een tuin aanleggen voor de opvang vergt meer dan een grote grasmat, een houtsnipperpad en een grote picknicktafel voor de pedagogisch medewerkers. Er gaat heel wat denkwerk aan vooraf. Allereerst: wat willen kinderen? Vroeger – op de grijze pleinen – kon het soms lang duren voordat je dat ene toestel beheerste. Was je eindelijk zover dat het wel lukte… dan was de uitdaging er ook meestal snel weer vanaf. Voor een kind wordt het pas leuk als speelmateriaal niet zo eendimensionaal is. En dus zoekt het uitdaging in andere activiteiten: in bomen klimmen, slootje springen, beestjes in potjes doen…
De tuin vertelt wat kinderen willen
Je kunt natuurlijk aan kinderen vragen wat ze willen. Maar zeker met de allerkleinsten is dat een lastig verhaal. Als je de tuin goed bekijkt, zie je vanzelf wat de kinderen het liefste doen: waar in de buitenruimte zie je uitgesleten ‘olifantenpaadjes’? Waar zitten de gaten in de heg? Waar wordt gegraven? Betere feedback ga je niet krijgen. Ook heeft een baby of dreumes natuurlijk andere behoeften dan een ouder kind. Waar een baby zich vooral veilig en geborgen wil voelen, zoeken oudere kinderen het avontuur. Een goede buitenruimte biedt plaats aan alle leeftijdsgroepen van de opvang – als het goed is groeien kinderen als het ware door de tuin heen, zonder elkaar in de weg te zitten.
Een zaak van de lange adem
Wees bij de aanleg van een nieuwe buitenruimte wel reëel en realiseer je dat een tuin niet in één jaar klaar is. Niet alleen omdat de budgetten binnen de kinderopvang beperkt zijn, maar ook omdat een tuin dynamisch is; hier verzakt iets, daar moeten de bomen gesnoeid, en eens in de zoveel jaar zie je nieuwe trends. Ook de wet- en regelgeving waar je als opvangorganisatie aan moet voldoen, is niet in beton gegoten. Een prettige, groene buitenruimte kortom, is een zaak van de lange adem.
Netelige kwesties
Een lange adem dus, maar ook van visie. Want hoe kijk je als organisatie naar buitenspel? Accepteer je dat kinderen graag buiten de gebaande (houtsnipper)paden lopen? De vraag is waar je ingrijpt en waar niet. Mogen brandnetels en distels in de tuin blijven staan? En die schadelijke klimop – haal je die weg? Oftewel: mag een kind vallen, zich ergens aan stoten of prikken, óók als je dat had kunnen voorkomen? KindeRdam vindt: voor bepaalde huis-tuin-en-keukengevaren moet – ook binnen de poorten van de opvang – ruimte zijn. Ja, een kind kan uit een boom vallen. Maar door te klimmen en te klauteren werkt het ook aan zijn motoriek. En in plaats van alle brandnetels weg te trekken, kun je uitleggen wat het is en er samen met de kinderen een potje thee van zetten.
KindeRdam én haar vaste hovenier vinden: net als in de grote buitenwereld leren kinderen door te doen. En dus ook door af en toe te vallen, zich te stoten of te prikken. Want van een geplaveide weg is nog nooit iemand groot en sterk geworden.
Deze blog is geschreven door Simon Hay (pedagoog KindeRdam), Jaco Weggers (teammanager facilitair KindeRdam) en Jurjen Pacanda (van hovenierbedrijf Areamasters, gespecialiseerd in kinderopvang).