Afronding
De laatste hand wordt gelegd aan mijn tweede publicatie, het artikel over de definitie van pedagogische kwaliteit van kinderopvang in Nederland én de inhoud van het zelfevaluatie-instrument ‘Pedagogische praktijk in Beeld (PiB)’. Ik heb de zogeheten inhoudsvaliditeit van PiB onderzocht door middel van focusgroep interviews met experts vanuit verschillende brancheorganisaties, belangverenigingen voor ouders en pedagogisch medewerkers, maar ook van expertisecentra, de GGD en onderzoekers. Ik heb de input uit deze interviews verwerkt in een vragenlijst die is uitgezet onder pedagogisch medewerkers, pedagogisch coaches, pedagogen, managers, bestuurders, leden van oudercommissies, GGD-inspecteurs en onderzoekers. Het was heel fijn dat er zoveel betrokken deelname was, tegelijkertijd is het een hele klus gebleken alle onderzoeksresultaten goed te ordenen, analyses uit te voeren en conclusies te trekken. Gelukkig was een kundige collega van de universiteit van Leiden, Anja van der Voort, bereid mee te denken en mee te schrijven wat betreft de focusgroep interviews (met andere woorden de kwalitatieve data). Zoals gebruikelijk in wetenschappelijk onderzoek zal Anja als medeauteur genoemd worden als mijn artikel gepubliceerd wordt.
Verder komt er ook aan het einde aan de dataverzameling voor mijn validatiestudie, de laatste video-opnames staan gepland. Als ik de laatste paar groepen heb gefilmd kan ik mijn volledige aandacht richten op de analyse van de data. Een fase waar ik erg naar uitkijk! Na ongeveer anderhalf jaar met kinderopvangorganisaties in gesprek zijn om toestemming voor deelname te vragen, filmopnames te plannen en door heel het land filmopnames te maken ben ik blij dat het gelukt is voldoende materiaal te hebben kunnen verzamelen. Mijn dank is groot aan alle deelnemende groepen.
Data organiseren
Parallel aan het verzamelen van de filmopnames loopt het proces van het coderen van de filmopnames. Voor mijn onderzoek betekent coderen het bekijken van het filmmateriaal en daarna invullen van een meetinstrument naar aanleiding van de filmopnames. Elke filmfragment wordt twee keer gecodeerd, één keer met PiB (door een pedagoog of pedagogisch coach van de eigen organisatie) en één keer door een getrainde onderzoeksassistent met het wetenschappelijke meetinstrument CLASS. Daarnaast hebben de pedagogisch medewerkers van alle deelnemende groepen een vragenlijst ingevuld. Voordat ik kan beginnen met analyseren van de data moet ik zeker weten dat alle groepen gecodeerd zijn, met zowel PiB als met CLASS, en dat van alle groepen de vragenlijst is ingevuld. Een flinke administratieve klus, maar gelukkig is bijna alle data ontvangen en kan ik snel aan de slag.
Onderzoeksopzet en preregistratie
Maar voordat je de data gaat analyseren is een goed plan van aanpak nodig; een gedegen onderzoeksopzet. Vooraf moet goed nagedacht worden welke analyses nuttig en uitvoerbaar zijn. Naast mijn huidige begeleiders Harriet Vermeer, Ruben Fukkink en Harold Nefs sluit voor dit deelproject ook Pauline Slot van de universiteit van Utrecht aan. Pauline heeft veel ervaring in onderzoek naar de kwaliteit van de kinderopvang en is expert in de CLASS. Heel mooi dat zij als medeauteur wil bijdragen. De grove onderzoeksopzet die wij hebben gemaakt wordt vooraf geregistreerd, dat houdt in dat we voorafgaande aan de studie kenbaar maken welke analyses we gaan uitvoeren en welke uitkomsten we verwachten. Dit is een belangrijk onderdeel van ‘open science’. Door van tevoren te registreren zijn we zijn vooraf transparant in wat we gaan doen en rapporteren daarna wat onze bevindingen zijn. Door vooraf vast te leggen wat we gaan doen, wordt het moeilijker om achteraf onze aanpak te veranderen op basis van wat we in de data gevonden hebben. Dit helpt het zogenaamde p-hacking tegen te gaan, het manipuleren van analyses om significante resultaten te verkrijgen.
Eind in zicht?
Hoewel ik nog volop bezig ben, heb ik ook al een aantal zaken echt afgerond. Ik zal tijdens mijn promotietraject geen scholing meer volgen, geen congressen meer bezoeken en ook geen data meer verzamelen. Goed om me meer te kunnen focussen, maar hierdoor realiseer ik me wel dat het einde in zicht komt. Zo had ik ook laatst een gesprek met mijn begeleiders, en met de coördinator van de promovendi, waar de te verwachten einddatum van mijn promotieproces ter sprake kwam. Ik verwacht eind dit jaar alles afgerond te hebben, wellicht op de verdediging van mijn proefschrift na. Ik word regelmatig gevraagd of ik niet uitkijk naar de afronding van mijn promotieonderzoek, maar eerlijk gezegd kijk ik daar niet naar uit. Ik merk dat ik me bevoorrecht voel dat zoveel kundige onderzoekers de tijd nemen om mee te denken over mijn vraagstuk en hoe dit het beste te kunnen onderzoeken. Het is gaaf als beginnend onderzoeker om te kunnen leren van mensen die lang en breed hun sporen hebben verdiend in het onderzoeken van ons werkveld. Maar langzamerhand voel ik me stevig genoeg om straks ook in samenwerking met, maar wel zelfstandig, onderzoek te kunnen doen. Het ironische is dat ik dacht door promotieonderzoek wetenschappelijke antwoorden op mijn vragen te kunnen vinden. Hoewel dat is gelukt heb ik in de loop van de tijd een steeds langer wordend lijstje met vragen gekregen waar ik onderzoek naar zou willen doen. Ik weet dan ook zeker dat ik mij verder wil ontwikkelen als onderzoeker, maar wel nog steeds in verbinding met de praktijk. Op welke manier weet ik nog niet, maar dat is ook niet erg. Ik heb namelijk eerst nog wel een (promotie)klus te klaren!
Simon Hay
Pedagoog